Gepubliceerd: December 2016
De arend vóór de vogel

Volgens hem was de sculptuur niet echt een arend. Echter een dodo, zoals ook wel werd gesuggereerd, was het ook niet. De hieronder afgebeelde ingekleurde pentekening, vervaardigd door Jacob Vredenduin, laat de achterkant van het huis zien. Van de familie Vredenduin is bekend dat zij het huis al in 1780 in hun bezit hadden en ook dat zij het na de dood van Frederika Vredenduin, in 1852, weer kwijtraakten. De afgebeelde aquarel moet in de tussenliggende jaren gemaakt zijn.
Op de punt van het topschot toen nog geen arend. Het lijkt eerder een soort bol in een uivorm, waarboven een winvaan wappert (zie inzet). Het lijkt wel een schip, en dat klopt met de term ‘redershuis’ die altijd aan/op dit pand wordt geplakt.De familie Vredenduin had daar niets mee van doen, zij waren predikanten, dus het lijkt dat de uivormige bol en windvaan van vóór 1780 zijn.
Wel moet er na de openbare verkoop in 1853 iets zijn veranderd, want als Jacob Blaauw rond 1885 met zijn fototoestel door het dorp begint rond te lopen, staat er een vogel op het punt van Rechtestraat 75 (nummering van rond 1880).

De Rechtestraat met de arend, vóór 1900. De weinig sierlijke vorm riep kennelijk associaties met een dodo op.
Ook Arie Spaarman legde de vogel vast op een van zijn aquarellen, maar dan zijn we reeds de vorige eeuw binnengeslopen. Aan de manier waarop Spaarman de vogel afbeeldde, moeten we niet teveel waarde hechten. Ten eerste is deze daarvoor te klein getekend, en ten tweede had hij een bepaalde artistieke vrijheid, waarin hij soms dingen wegliet of juist aanbracht. Saillant detail op deze aquarel is wel de in het midden van het pand afgebeelde voordeur. Lastig te zeggen of dit ook onder die artistieke vrijheid viel, of dat dit werkelijk zo was. Spaarman gaf de vogel echter wel al haar bruine kleur.
Een voorzichtige conclusie is dus dat er vanaf het derde kwart van de 19e eeuw tot begin jaren zestig altijd een vogel op het pand gestaan heeft. Hoe vaak het beest in die pakweg 80 jaar vervangen is, blijft onbekend.
Toen Cornelis de Jong in diezelfde jaren zestig Rechtestraat 78 kocht, had hij eigenlijk wel andere dingen aan zijn hoofd dan het wel en wee van die vogel op zijn dak. De woning liep, net als veel andere woningen in het dorp, op haar laatste benen. De slopers die indertijd door De Rijp reden, rekenden zich, min of meer aangemoedigd door de gemeente, al handenwringend rijk.
Ook de vogel liep op zijn laatste benen, en kennelijk was dat voor De Jong de aanleiding om in september 1961 een brief naar ene G. Brucker van het molenmuseum in Koog aan de Zaan te sturen. Hierin vraagt hij om een prijsopgave voor het hakken van een nieuwe arend. Brucker schrijft een paar weken later terug dat hij de opdracht wel wil aanvaarden, maar twijfelt over de houtkeuze. Ook vindt hij het moeilijk een prijs af te maken. Uiteindelijk wil hij het doen voor fl. 350 gulden, exclusief hout. Cornelis de Jong vond dat waarschijnlijk aan de lage kant, want uit zichzelf biedt hij de beeldhouwer fl. 175 gulden meer aan hakloon. Brucker antwoordt daarop in een brief uit december van datzelfde jaar dat hij akkoord gaat.

Begin jaren zeventig was de vogel plotseling gevlogen. Foto’s uit die tijd laten zien dat het zgn. gebroken fronton leeg is.
Later is ze terug en deze keer in een kleur die meer neigt naar rood dan bruin. Hoewel het minder lang terug is, zijn er veel meer onduidelijkheden omtrent deze vogel. Zo is niet bekend wie ‘m gehakt heeft en ook het jaar is niet helemaal zeker. Bij het plaatsen hangt de Rechtestraat vol met visfuiken, dus de eerste gedachte gaat uit naar 1975, de Leeghwaterfeesten. Het zou betekenen dat de door Brucker gehakte vogel al na een kleine veertien jaar de geest heeft gegeven. Het plaatsen wordt een hele happening en het ziet er enigszins overdreven uit. Een vogel van hooguit 25 kilo met de telekraan van Ent; geld was kennelijk geen probleem.
Dat werd later anders. De Arend kwam te koop in 1977 en de nieuwe bewoner was iets minder scheutig. Jos Taam vertelde dat, toen hij nog voor schilder Thijs Schipper werkte, hij de arend (alleen de vogel zelf dus) nog wel eens geschilderd heeft met de ladder, want zo zei Jos: “We zette echt niet voor elk wissewasje een steiger neer”. De langste schuifladder haalde het niet tot de nok, dus werd er nog even een klein laddertje aan vastgebonden. Wat veilig was en wat niet, werd toen nog gewoon bepaald door de werklui zelf, regeltjes vanuit de overheid bestonden nog niet. Het was echter een dusdanig groot en lang gevaarte dat deze - om toch enigszins veilig omhoog te kunnen klimmen - niet te schuin kon staan. Dit betekende dat de laddervoet ergens middenin de Rechtestraat stond. Gevaarlijk? “Och” zei Jos “de Rechtestraat was toen nog niet zo druk, en als we het echt niet vertrouwden, plaatsten we een bord bij het raadhuis dat niemand er door mocht. Dat kon toen nog”.
Een nieuwe arend

Toen in 1994 het huis werd betrokken door Wim en Aletta van Tankeren, kregen ook zij te maken met een in deplorabele staat verkerende beeltenis. Grenen is een ongeschikte houtsoort om 365 dagen per jaar in weer en wind te staan. Het is te poreus, en zuigt zich op den duur vol met water, en daar valt niet tegen op te schilderen. Er is behoorlijk wat reparatie/vulmiddel aan te pas gekomen om het beest (of onderdelen ervan) te behoeden voor een val van tien meter op het plaveisel van de Rechtestraat.
Toen ze er aan het einde van de vorige eeuw werd afgehaald, was ze dermate aangetast dat er niet veel meer van over was. Het was zo goed als onherkenbaar geworden. Het is geschonken aan het museum van De Rijp en staat daar op de eerste verdieping. Lense Elzinga heeft het met gips en ander vulmiddel weer enigszins toonbaar gemaakt. Zo van dichtbij was nu ook mooi te zien dat de opzet redelijk eenvoudig was geweest. Van klauwen was helemaal geen sprake; de poten waren gewoon ronde, houten pennen die in de console verdwenen. Ook bij deze stak de kopnogal ver voorbij de borstpartij, waardoor waarschijnlijk de (m.i. wat vergezochte) vergelijking met een de eerdergenoemde dodo ontstond. Zoals gezegd werd de vogel dus naar beneden gehaald, en in 1998 besloot men een nieuwe te laten hakken. Via Cornelis de Jong werd een beeldhouwer gezocht en gevonden. Het werd de Rijper kunstenaar Lense Elzinga. Afgesproken werd dat een zeearend model zou gaan staan, zodat er deze keer geen twijfel mogelijk zou zijn wat er op het dak van Rechtestraat 78 kwam te staan.
Daarvoor ging Elzinga naar diverse dierentuinen, waar hij uiteindelijk niet vond wat hij zocht. In museum Naturalis in Leiden had hij meer succes. Daar werden in een kamertje vijf opgezette zeearenden neergezet, die hij naar hartenlust kon fotograferen. Aan de hand van deze foto’s werden er schetsen en bouwtekeningen gemaakt. De aangehouden schaal (ware grootte) bleek perfect voor tussen het fronton.
Materiaalkeuze

Anders dan dat de meeste van u zullen denken, wordt een houten beeld bijna nooit uit één blok hout gehakt. Dit heeft te maken met de zgn. draad van het hout. Deze gaat (bij een blok uit één stuk) steeds dezelfde kant op. Dit bemoeilijkt het hakproces, en scheurvorming is een constant gevaar. Om dit voor te zijn, werd er in dit geval voor gekozen om stroken rood Meranti watervast te verlijmen, zodat er een massief blok hout van 40x40x80 cm. ontstond. Daarbij werd er steeds op gelet dat, bij verlijming van de ene strook tegen de andere, dit in tegengestelde richting gebeurde. Zo werd inscheuren tegengegaan.
In september 1998, na het gereedkomen van de definitieve bouwtekeningen, kon het hakken aanvangen. Lense Elzinga bleek een man van details; de snavel, de (agressieve) kop en de gevaarlijk uitziende klauwen lijken levensecht. Grappig is dat de arend eigenlijk niet voldoet aan de basisprincipes van een makelaar. Deze behoren symmetrisch te zijn, en dat is de arend niet. De ene klauw grijpt anders om het voetstuk heen, de vleugels zijn niet gelijk, en de kop is iets naar links gedraaid. Net als Spaarman met een de eerdergenoemde dodo ontstond. Zoals gezegd werd de vogel dus naar beneden gehaald, en in 1998 besloot men een nieuwe te laten hakken. Via Cornelis de Jong werd een beeldhouwer gezocht en gevonden. Het werd de Rijper kunstenaar Lense Elzinga. Afgesproken werd dat een zeearend model zou gaan staan, zodat er deze keer geen twijfel mogelijk zou zijn wat er op het dak van Rechtestraat 78 kwam te staan. Daarvoor ging Elzinga naar diverse dierentuinen, waar hij uiteindelijk niet vond wat hij zocht. In museum Naturalis in Leiden had hij meer succes. Daar werden in een kamertje vijf opgezette zeearenden neergezet, die hij naar hartenlust kon fotograferen. Aan de hand van deze foto’s werden er schetsen en bouwtekeningen gemaakt. De aangehouden schaal (ware grootte) bleek perfect voor tussen het fronton. had ook Elzinga behoefte aan een vorm van vrije expressie, en wilde hij niet in een soort keurslijf geduwd worden. Iets waar door de opdrachtgever niet moeilijk over werd gedaan.
In het voorjaar van 1999 kwam de vogel gereed. Deze keer wel een steiger, en eind mei werd de klus geklaard. Het beest kreeg zijn oude vertrouwde bruine kleur, met een toevoeging. Lense Elzinga kwam hier pas een paar weken later achter, toen hij langs het pand liep en werd aangesproken door de bewoner “Kijk”, riep deze terwijl hij enthousiast omhoog wees “we hebben hem een finishing touch gegeven”. Elzinga keek om hoog en zag tot zijn schrik dat de klauwen en de snavel een knalgele kleur hadden gekregen. “Afschuwelijk”, was het enige wat hij wist uit te brengen. Meer kon hij er niet van zeggen. Met het betalen van de rekening - met een toch wel ander eindgetal als de rekening uit ‘61- had hij natuurlijk geen zeggenschap meer.
2016

In augustus 2016 kwam (het pand) de Arend in de steigers te staan voor een schilderbeurt. Ondergetekende kreeg toestemming van eigenaar Ronald Geerlings om die steiger te beklimmen en de vogel eens van dichtbij te bekijken. Boven liep ook timmerman Stefan Witteman, die net bezig was de nodige herstelwerkzaamheden uit te voeren. Witteman, al twee jaar bezig om het huis op traditionele wijze in haar oude luister te herstellen, keek zorgelijk. De creatie van Lense Elzinga had duidelijk last gehad van weer en wind in de zeventien jaar dat ze over het oude centrum van De Rijp uitkeek. De stroken meranti, destijds verlijmd en in een zware pers tot één massief blok samenge- Timmerman Stefan Witteman inspecteert de vogel Cornelis de Jong en Lense Elzinga bekijken het eindresultaat 8 smeed,begonnen aan alle kanten los te laten en scheuren te vertonen. Een deel van de kop was ‘uitneembaar’ geworden en moest nu met roestvast stalen schroeven op z’n plaats gehouden worden.
“Ik kan hier niet veel meer aan doen, dan er wat lapmiddelen op toepassen” aldus Stefan Witteman “ik geef ‘m hooguit nog vijf jaar, en dan is het gebeurd”. Op mijn vraag hoe hij het aan zou pakken bij een eventuele nieuwe zei hij: “ik zou ‘m maken van eikenhout, bijvoorbeeld uit de mast van een oude zeilboot. Dat is ‘uitgewerkt’ hout en is m.i. het meest geschikt.”
Toch nog eens verder vragen. In het dorp kwam ik Cees Eijking tegen, ook niet de eerste beste als het gaat om kennis op het gebied van hout. Cees had een andere visie: “Ik zou kiezen voor teakhout. Er zijn bepaalde teaksoorten die groeien op ijzerhoudende grond. Dit ijzer neemt de boom ook op, oersterk dus. Het nadeel is dat dit ijzer ook effect heeft op je gereedschap; dit is in een mum van tijd bot”.
Bij de Amsterdamse Fijnhouthandel hadden ze weer een andere kijk op de zaak. Een medewerker adviseerde Douglas Pinaceae, of meer gangbaar, Oregon Pine. Veel houten sierkrullen de zgn. guirlandes en voluten worden hier ook van gemaakt. Dit vanwege de fijne nerfstructuur. “Een blok in één keer zou het mooiste zijn, want de verlijming is op den duur de zwakke schakel”, aldus deze medewerker. Hij voegde hier aan toe: “Het bemachtigen een blok van 40x40x80 cm zonder kwasten, zou nog wel eens een hele toer kunnen worden, en indien gevonden, zal daar flink de knip voor getrokken moeten worden”. Wat blijft er dan nog over? Ik besprak het een en ander met Leo den Engelse van de OHV, en die zei: “Ik weet dat het vloeken in de kerk is, maar je zou ‘m eigenlijk van een soort kunststof moeten laten maken...”.
Daarmee verwoordde hij precies mijn gedachten. Ik denk dat de nieuwe vogel, door de beschikbaarheid van al die nieuwe technieken, niet meer gehakt gaat worden, maar uit een 3D-printer zal rollen.
Met dank aan Lense Elzinga, Maja de Herder, Stefan Witteman en Ron Geerlings
Eric Berkhout
Fotomateriaal: Maja de Herder, Lense Elzinga, E. Berkhout en de OHV
-
De arend (aquila marina)
Als het gaat over de Rijper architectuur dan worden bepaalde panden in één adem genoemd met de Grote kerk of het raadhuis. Rechtestraat 78, het huis met de arend, is zo’n pand.
Met name de (zee)arend bovenop het pand spreekt tot de verbeelding. Over het hoe en waarom van dit beeldhouwwerk is al veel gezegd. Vooral in de jaren zestig, toen Cornelis de Jong het huis in zijn bezit had.